Commentaar: Vergrijpboete voor adviseur wegens voorwaardelijk opzettelijk doen plegen onjuiste aangifte

De rechtbank haalt een streep door de boete aan een advieskantoor ter zake van medeplegen. Anders luidt het oordeel voor het doen plegen van onjuiste aangiften. De rechtbank overweegt slechts: ‘Naar het oordeel van de rechtbank is het niet juist doen van aangiften het gevolg van handelen van belanghebbende en moeten de gedragingen van deze werknemers en het niet juist doen van aangiften worden toegerekend aan belanghebbende.’ Maar konden die gedragingen wel aan belanghebbende worden toegerekend? Werden de gedragingen in de sfeer van de vennootschap (belanghebbende) verricht conform de IJzerdraad- en Drijfmestcriteria? Handelden díe personen uit hoofde van een dienstbetrekking of waren zij uit anderen hoofde werkzaam ten behoeve van de vennootschap (belanghebbende)? Kon belanghebbende beschikken over de gedragingen en hee zij aanvaard dat de gedragingen plaatsvonden? Daarover heeft de rechtbank niets expliciets gezegd. Zou het oordeel van de rechtbank niet hebben moeten zijn dat belanghebbende de zustervennootschap de onjuiste aangiften heeft doen plegen? De zustervennootschap (althans personen namens deze) is immers de feitelijke uitvoerder. Maar kan dat, nu zij niet de aangifteplichtige was?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *